Op basis van de eigen collectie werpt de omvangrijke tentoonstelling Amsterdam Magisch Centrum, Kunst En Tegencultuur 1967–1970, nieuw licht op de radicale vernieuwingen en de artistieke en maatschappelijke experimenten van die tijd. Tegencultuur, experiment en underground rukken op vanuit de marge en nemen vanaf 1967 een opmerkelijk dominante positie in het culturele leven van de stad in.
In die tijd verandert de beeldende kunst ingrijpend. Kunstenaars verzetten zich tegen de gevestigde orde en gaan op zoek naar nieuwe podia; op straat, in tijdschriften of op tv. Het idee wordt belangrijker dan de (traditionele) vorm – kunst kan ook een gebeurtenis zijn, een ingreep in de stad of een televisieprogramma als Hoepla. Humor en ironie zijn geliefde middelen om de gevestigde orde en de hoge, verheven kunst mee te bespotten.
Het Stedelijk Museum, dat na de oorlog een huis voor de avant-garde was geworden, speelt daarbij een dubbelrol: enerzijds is het een moderne voorvechter van het nieuwe – met onder meer de tentoonstelling Op losse schroeven in 1969 – anderzijds wordt het door de ‘kritiese’ buitenwacht bestempeld als een behoudend bolwerk voor elitaire kunst.
De reputatie van Amsterdam als stad waar alles mogelijk is, is dan definitief gevestigd. Amsterdam ontpopt zich tot een progressieve en artistieke vrijplaats, en oefent met zijn internationale karakter een grote aantrekkingskracht uit op jongeren uit de hele wereld.
www.stedelijk.nl/nl/tentoonstellingen/amsterdam-magisch-centrum